Madagaskar heeft al een speciaal plaatsje in ons hart want onze lemuren zoals de ringstaartmaki, de bonte vari, de rode vari en de witkopmaki zijn al goed vertegenwoordigd. Maar ook de grote vasa papegaai, de kleine egeltenrek en de dumerils grondboa zijn endemisch aan Madagaskar. Nu is er een Malagassiër bijgekomen in de vorm van een hondskopboa.

De Madagaskar hondskopboa (Sanzinia madagascariensis) is een zeer mooie slang met een groen en wit patroon als ze volwassen zijn. Als baby zijn ze rood met wit. Dieren die een andere kleur of tekening hebben als volwassen dier dan als baby hebben een zogenaamde ontogenetische kleuromslag. Dikwijls is dat een aanpassing aan de omgeving waarbij baby’s beter beschermd zijn door een andere kleur kwestie camouflage of waarschuwingskleuren.

Andere boombewonende pythons en boa’s hebben dat soms ook, baby’s van de echte hondskopboa uit Zuid-Amerika zijn ook rood van kleur. De groene boompython uit Indonesië en Papua Nieuw-Guinea heeft dan weer óf rode óf knalgele jongen. Dat dezelfde kenmerken onafhankelijk van elkaar ontstaan, gebeurt vaker als iets een groter overlevingsvoordeel biedt. Dit noemen we convergente evolutie.

Sanzinia’s zijn slangen die beschermd zijn door CITES I en ze hebben zelfs een eigen Europees kweekprogramma (EEP).

Onze Sanzinia’s zijn nu 3 jaar oud en groot genoeg om in hun verblijf te kunnen. Je vindt ze in het reptielenhuis nabij het bootjesbad. Een klein plekje Pakawi Park dat sommige mensen moeilijk vinden maar dat zeker de moeite waard is om ze te (be)zoeken.

De bizons zijn helaas moeten vertrekken uit ons park, maar met een goede reden. Meer ruimte voor de savannedieren drong zich op.

Soms kies je beter om een diersoort te laten gaan ten voordele van het welzijn van anderen. Recent zijn enkele groepen van savannedieren herschikt en nieuwe individuen brengen ook altijd nieuwe relaties met zich mee. De gnoe kreeg 2 vrouwtjes erbij, waardoor hij nu dé man is. De waterbok, vanuit het natuurhulpcentrum, kwam ook bij 2 vrouwen terecht en denkt ook dat hij dé man is. De impala kwam hier ook bij 2 vrouwen terecht en trekt er zich niks van aan dat hij de kleinste is. Ondanks het feit dat ze gelukkig geen interesse hebben in elkaars vrouwen moeten ze blijkbaar toch de macho uithangen door elkaar wat te bekampen. Dat is niet zo’n groot probleem als er ruimte genoeg is en de dieren ook wat uit elkaars weg kunnen gaan. En de echte mannen, onze drie bachelor algazellen, vinden dat natuurlijk ook wel ok. En dan heb je nog de zebra’s die alle nieuwkomers komen lastigvallen omdat ze hen niet kennen.

Het perk van de bizons is nu opengesteld voor de savannebewoners die al aan de zuidkant van het savannegebouw zaten, maar in een later stadium komen de algazelles er ook gezellig bij samen met de zebra’s. zij zitten nu aan de Noordkant samen met de olifant en de giraffen maar kunnen straks onder de brug weer héél de savanne benutten.

Wij kruisen onze vingers dat alles nu in relatieve harmonie zal samenleven, voor de dieren is het allemaal een goede verrijking dat er telkens wat verandert en er telkens nieuwe relaties ontstaan. Een beetje sparren hoort er al eens bij maar pestkoppen worden aangepakt en moeten even in het strafhoekje.

Dit is een spreekwoord dat eigenlijk wil zeggen dat de kinderen vaak op de ouders lijken, maar wij bekijken dat weer anders natuurlijk. Want raven en kanarievogels hebben ook iets gemeen; het zijn namelijk beide (raar maar waar) ‘zangvogels’.

Niet alle zangvogels zijn kleine en mooi gekleurde vogeltjes met een engelenzang. Raven staan eerder symbool voor het duistere en occulte, voor dood en verderf en als een slecht voorteken. Maar het is onze taak als dierentuin om folklore een beetje bij te stellen, zonder de waardevolle geschiedenis en de mythologische betekenis te vergeten uiteraard. Raven verdienen net zoals alle andere dieren ook positieve aandacht. Vanaf nu wordt het oude neusberenverblijf bezet door een koppel raven die het alvast leuk vinden om het hele terras in de gaten te houden.

De wilde raaf zou in onze streken een welkome ‘grote’ aaseter zijn, want door het gebrek aan aaseters zoals gieren en hyena’s zijn in onze streken vossen, marters, kraaien en vliegen maar enkele voorbeelden van dieren die in groten getale kunnen voorkomen omdat ze weinig concurrentie hebben. Hoe meer divers een ecosysteem is, hoe minder kans dat sommige soorten overdreven veel gaan voorkomen. Hoe sneller lijken door aaseters opgeruimd worden, hoe minder kans ook op de verspreiding van ziektes.

Vele mensen hebben het moeilijk met het verschil tussen raven, kraaien, roeken en kauwen maar toch zijn het allemaal weer andere soorten met elk hun eigen kenmerken. Wat de kraaiachtigen wel gemeen hebben, is een ongelooflijke intelligentie. Raven zijn vogels die bewezen hebben dat ze met elkaar kunnen communiceren over zaken die ergens anders plaatsvinden (displacement). Met andere woorden een raaf kan uitleggen aan een andere raaf dat er op een andere locatie gevaar schuilt of dat er iets te vinden is. Bijvoorbeeld jonge raven gaan andere jonge raven halen om zo met een grotere groep te zijn om een volwassen koppel territoriale raven van een kadaver weg te jagen. De intelligentie van deze dieren beginnen we nog maar net te begrijpen en er valt ongetwijfeld nog veel te ontdekken.

Dat ze zo slim zijn betekent wel dat de verzorgers ze moeten bezighouden met soort specifieke verrijking. Het oplossen van problemen is hun sterkte dus moeten de verzorgers méér problemen kunnen verzinnen dan dat de raven ze kunnen oplossen.